Als er ooit een moment was om van baan te veranderen dan is dat nu. De arbeidsmarkt is historisch krap, het aantal openstaande vacatures is niet meer te tellen. Je hebt bij wijze van spreken morgen een andere baan als je die van vandaag opzegt.
Veel werkenden vinden ook dat het tijd wordt voor iets nieuws, blijkt uit een recente enquête die onderzoeksbureau PanelWizard uitvoerde. Een kwart van werkend Nederland geeft daarin aan ‘niet op hun plek’ te zitten. Dat zijn volgens de onderzoekers omgerekend rond de 2,4 miljoen mensen. Maar het punt is, zo geeft het merendeel zelf aan: ze ondernemen geen actie, blijven zitten waar ze zitten.
Het is ook allebei eng: je vertrouwde baan opgeven én een nieuwe betrekking aangaan. Veel mensen in vaste dienst hechten aan de veiligheid en het ritme van elke dag dezelfde gang naar de – weliswaar saaie – maar toch ook vertrouwde werkvloer.
De foto’s van de kinderen hangen er, de koffie is binnen handbereik en sommige collega’s zijn dan wel onuitstaanbaar, maar er is overal wel wat, nietwaar? De hypotheek moet ook betaald worden. Zo jong ben je bovendien niet meer, wie zit er nu op jou te wachten?
Werk betekent voor iedereen iets anders
Organisatiekundige Saskia Tjepkema denkt niet dat die angst een kwestie van leeftijd is: “De angst bij het opgeven van een baan kan iedereen hebben. Dat loopt door alle leeftijden heen.” Want werk betekent meer dan ooit voor iedereen iets anders, onafhankelijk van leeftijd, denkt ze.
“Er is niet één verhaal over werk. Er zijn mensen die denken: werk is een manier om je passie te volgen. Maar er zijn ook mensen die werk zien als een manier om een huis te kunnen betalen en die vooral tijd willen houden om te leven. Diezelfde variatie kun je zien bij senioren.”
Voor iedereen betekent werk wat anders. En iedereen heeft dus andere zorgen en ziet andere kansen
Het fenomeen ‘je werk’ wordt volgens haar nu compleet door elkaar geschud. “Sinds de pandemie vinden grote veranderingen plaats. Van thuiswerkers en zzp’ers tot quiet quitters (mensen die zich strikt aan hun uren houden, red.), voor iedereen betekent werk wat anders. En iedereen heeft dus andere zorgen en ziet andere kansen”, denkt Tjepkema, mede-auteur van Verhalen veranderen, een boek over hoe ‘je kunt werken met verhalen in de context van organisatieverandering en teamontwikkeling’.
Als je maar gelukkig bent
Het ‘ervaren van werkgeluk’ lijkt tegenwoordig wél voor iedereen belangrijk te zijn. Er gaat geen onderzoek voorbij of het fenomeen werkgeluk komt aan de orde. Gelukkig zijn, dat is wat we vooral willen als we aan ons werk denken. De deelnemers aan het onderzoek roepen zelfs luid in koor ‘dat hun werkgeluk bepalend is voor hun levensgeluk’.
Maar als overal het werkgeluk lonkt, waarom nemen we dan geen ontslag om ergens anders een herboren en zielsgelukkige werknemer te worden? Sollicitatie-specialist Aaltje Vincent: “Mensen kiezen er niet voor om te verkassen uit angst voor het onbekende en omdat ze zekerheid ontlenen aan een vast contract. Ga daarom eerst eens thee drinken bij een werkgever waar je het ziet zitten. Door elkaar te leren kennen overwin je die angst voor het nieuwe.”
Volgens Vincent, auteur van onder meer Solliciteren naar werkgeluk, is het verschijnsel werkgeluk nu een jaar of tien in zwang: “Dat geluk kan van alles zijn. Een schouderklopje krijgen, af en toe een goed gesprek hebben op de werkvloer, autonomie, zelf dingen kunnen bepalen vinden we heel belangrijk. Maar ook: wat zijn mijn ontwikkelmogelijkheden? Wat is de werk-privébalans en krijg ik een goed salaris?”
Zelfs als alle vinkjes groen zijn, blijft het eng om voor een nieuwe baan te gaan
Solliciteren is hopen op een beter leven
Zelfs als alle vinkjes groen zijn, blijft het eng om voor een nieuwe baan te gaan. Wie meer werkgeluk wil, moet dus wel actief solliciteren. Ook al is dat geen garantie voor geluk. Vincent: “Solliciteren is hopen op een beter leven.”
Vincent adviseert het anders aan te pakken dan we gewend zijn. Het is belangrijk niet uitsluitend af te gaan op de vacaturetekst, zegt zij. “Alleen een sollicitatiegesprek en op basis daarvan beslissen is niet meer van deze tijd en niemand is erbij gebaat. Mijn pleidooi is: leer eerst de mensen kennen op die beoogde nieuwe werkplek. Andersom moeten bedrijven de deuren open gooien. Scholen houden ook open dagen.”
Daarmee zijn we weer aanbeland bij de observatie van Tjepkema, namelijk dat onze kijk op werk op het moment door de mangel wordt gehaald: “Bedrijven moeten hun eigen verhaal daarover opnieuw tegen het licht houden. Sommige aannames kloppen niet meer. De huidige veelheid aan verhalen over wat werk betekent voor mensen en hoe we het moeten inrichten lijkt verwarrend, maar het kan ook de voorbode zijn van échte innovaties.”